terug

Taalontwikkelingsstoornisssen en neurologische taalstoornissen

 

Taalstoornissen

Taalontwikkelingsstoornissen: de taalontwikkeling verloopt volgens een bepaald patroon (de verschillende stadia van de taalontwikkeling). Bij een aantal kinderen kent deze ontwikkeling een vertraagd of afwijkend verloop. Logopedisten spreken dan over een dysfatische ontwikkeling of een primaire taalontwikkelingsstoornis. De stoornis treft zowel de ontwikkeling van de taalvorm (verbuigingen en vervoegingen en de zinsbouw), de taalinhoud (woordenschat) als het taalgebruik. Soms vertoont het kind ook kenmerken van hyperkinetisch gedrag en stoornissen in de aandacht en de concentratie. Als de taal zich niet normaal ontwikkelt ten gevolge een verstandelijke handicap, een gehoorstoornis of een psychische stoornis, dan spreken we van een secundaire taalontwikkelingsstoornis.

 

Lees-, schrijf- en rekenstoornissen: dyslexie, dysorthografie en dyscalculie vinden hun oorsprong in tekorten in het taalvermogen van het kind, terwijl er sprake is van een normale intelligentie. Het kind heeft dan problemen met het omzetten van de gesproken taal in geschreven taal (spellen). Maar ook het omzetten van schrijftaal naar spraak (lezen) verloopt moeilijk. Bij rekenstoornissen is er sprake van een achterstand voor specifieke rekenvaardigheden.

 

Neurologische taalstoornissen: afasie is een verworven taalstoornis (na een beroerte of een trauma). Iemand met afasie verliest door een hersenletsel zijn vermogen om taal te begrijpen en/of te gebruiken. Ook het lezen en schrijven kunnen aangetast zijn. Andere bijkomende stoornissen zijn: verlammingen, problemen met het geheugen, oriëntatieproblemen, ...

 

Taalstoornissen bij dementie: bij dementie (ziekte van Alzheimer of andere vormen van dementie) en bepaalde ouderdomsziekten wordt naast het geheugen ook het taalvermogen aangetast.

 

 

 

Op een bepaalde leeftijd moet het kind welbepaalde spraak- of taalpatronen verworven hebben. Is dat niet het geval, dan is logopedisch advies aangewezen, naast zo nodig een meer globaal ontwikkelingsonderzoek.

 

          10 maanden: het kind brabbelt nog weinig;

          18 maanden: het kind zegt nog geen woord of het praat bijna uitsluitend in klinkers; het kind schijnt weinig taal te begrijpen;

          2-2,5 jaar: het kind maakt nog geen tweewoordzinnen;

          3-4 jaar: het kind maakt nog geen kleine zinnetjes; het kind is grotendeels onverstaanbaar;

          4-4,5 jaar: het kind kan nog geen verhaaltje of gebeurtenis vertellen; het kind spreekt nog niet alle klanken goed uit;

          5 jaar: maakt nog geen goede zinnen.

 

Onafgezien van de leeftijd (zie hierboven) kan het kind bepaalde merkwaardigheden vertonen in spreken, stemgebruik, lezen, schrijven, algemeen taalgebruik. Worden één of meer tekorten vastgesteld, dan is logopedisch advies aangewezen. Hieronder sommen we de belangrijkste op.

Het kind …

          schijnt vragen en opdrachten niet te begrijpen;

          is een jaar achter op de normale spraak- en taalontwikkeling van leeftijdsgenoten;

          spreekt met te veel of te weinig neusklank;

          is vaak hees;

          wordt ter wille van zijn spreken geremd of geplaagd;

          stottert al langer dan een half jaar;

          praat heel eentonig, extra luid of zeer stil;

          praat erg snel, laat vele klanken weg, vervormt woorden;

          heeft moeilijkheden met lezen of schrijven;

          vertoont spraakmoeilijkheden en gebitsafwijkingen (orthodontie);

          komt uit een gezin, familie met spraak- en taalproblemen.

 

Op welke zaken bij vier- tot vijfjarige kinderen moeten we speciaal letten?

De leeftijd van vier tot vijf jaar is minstens om twee redenen erg belangrijk:

de basisperiode voor spraak- en taalontwikkeling loopt ten einde;

het kind staat op de drempel van de lagere school.

Daarom sommen we onderstaand een aantal mogelijke tekorten nog eens extra op.

Het kind …

          schijnt opdrachten niet goed te begrijpen;

          maakt nog geen zinnen;

          kan geen verhaal vertellen;

          stottert;

          is geremd of wordt geplaagd ter wille van zijn spreken;

          heeft te veel of te weinig neusklank;

          is vaak hees;

          kan niet alle klanken goed uitspreken.

In deze gevallen is logopedische hulp noodzakelijk.

 

Bron: VVL (Vlaamse vereniging voor logopedisten)

 

bovenaan